Aansluiting (z)onder emoties

In het kader van mijn persoonlijke ontwikkeling volg ik een cursus coachend begeleiden op Hogeschool Windesheim in Zwolle. Eén van de opdrachten die bij die cursus hoort, is een reflectie schrijven over de voorgeschreven literatuur, “bijvoorbeeld in een blog.” Bij dezen.

Onlangs mocht ik getuige zijn van een mooi moment. In een video-opname van een coachingsgesprek, zei de coachee van één van mijn medecursisten, met een verwonderde trilling in haar stem: “Goh, zo had ik het nou nog nooit bekeken.” Haar coach stelde toen de vraag die, denk ik soms, wordt gezien als de heilige graal onder de coaches(-in-opleiding?): “Wat voel je daarbij?”

Vanuit een ideaalbeeld van het coachingsgesprek, begrijp heel goed de aantrekkingskracht van de gevoelsvraag. Want in een goed gesprek wordt er een verbinding tot stand gebracht op een emotioneel niveau. Je wil dat je coachee zijn of haar hart laat spreken, en niet het hoofd.1 - Al helemaal als diegene doorgaans een denker is.

Teveel gevoel

Maar - en nu laat ik ongetwijfeld mijn beschouwende persoonlijkheid spreken - gevoel is niet zaligmakend. Gevoel kan goede communicatie ook juist in de weg staan, bijvoorbeeld als de gevoelens in kwestie heel heftig zijn.

In het hoofdstuk over communicatie onder stress in Waarom begrijp je me niet?, beschrijven Brigitte Heldeweg, Gert van Grunsven en Manon Désar welk gedrag je van de vier verschillende communicatiestijlen mag verwachten als ze onder stress komen te staan. Een directief persoon zal bijvoorbeeld beginnen te drammen, een coöperatief zal de relatie proberen te sussen. Een expressief zal persoonlijke aanvallen afvuren, en ik zelf zal ontwijkgedrag vertonen.

Het gevoel, of de emotie, zit hier een goed gesprek juist in de weg. Doordat de emoties in al hun heftigheid op de voorgrond komen te staan, wordt het onmogelijk naar de ander te luisteren. De verbinding valt weg: er wordt geen contact meer gemaakt.

Wat te doen?

Wat moet je doen in zo’n situatie? Dat verschilt per communicatiestijl. Dat is een open deur, misschien, maar het zou niet per se het antwoord zijn geweest dat ik zou hebben gegeven vóór ik het hoofdstuk las.

Ik zou denk ik eerder gezegd hebben: “Ik zie dat het wat met je doet.” Het lijkt misschien alsof ik daarmee toch weer naar de emotie ga, alsof het een andere manier is om te vragen: “Wat voel je daarbij?” Die observatie is denk ik niet helemaal onterecht. Maar het is de vraag of het me met die vraag werkelijk om de emotie gaat.

Wat ik eigenlijk doe, is uit het inhoudelijke gesprek stappen, en de blik werpen op het verloop ervan. “Wat voel je daarbij?” is een inhoudelijke vraag. “Ik zie dat het wat met je doet” is een formele. Hij gaat over het verloop van het gesprek. Hij signaleert aan de coachee: vóórdat wij inhoudelijk verder gaan, gaan we eerst deze blokkade uit de weg ruimen.

De strategie is de juiste, de aanpak niet per se. De overkoepelende strategie is: vertragen. Weggaan van de inhoud, de ander de tijd geven om de stress af te bouwen en zijn of haar heftige emoties onder controle te krijgen.

Er is niet één manier om dat te doen - “Ik zie dat het wat met je doet” is niet een aanpak die voor iedereen even goed werkt. Drammende directieven en verwijtende expressieven moet je laten uitrazen, volgens Heldeweg, van Grunsven en Désar. Ontwijkende beschouwers en sussende coöperatieven moet je juist uitnodigen te vertellen.

Open en gesloten deuren

Dat gevoel niet zaligmakend hoeft te zijn, volgt ook uit de coachingsaanpak van de open en gesloten deuren, zoals beschreven in Coachen met een leeg hoofd van Nicolette Kat. Deze heeft wel wat weg van de theorie van communicatiestijlen uit Waarom begrijp je over me niet?.

Beide theorieën gaan ervan uit dat individuen reflexief teruggrijpen op voor hen vertrouwde manieren om ergens mee om te (kunnen?) gaan. Dat uit zich in hun gedrag. Sommige mensen zijn echte doeners, anderen denkers; sommigen staan nauw in contact met wat ze voelen, anderen met wat ze graag willen.

Het model onderscheidt dan ook vier soorten deuren: de doedeur, de denkdeur, de voeldeur, en de behoeftedeur. Om contact met een coachee te maken, is het verstandig om, ten minste in eerste instantie, aan te sluiten op een open deur. Een denker vraag je naar diens gedachten, een voeler naar diens gevoel.

Het heeft het weinig zin om te gaan zitten rammelen aan iemands gesloten deur. Als je een doener consequent vraagt wat-ie van zijn situatie denkt, zal deze het gevoel krijgen dat je ’m niet begrijpt. Jullie zullen geen aansluiting vinden bij elkaar en langs elkaar heen gaan praten.

Tegelijkertijd geldt: als je een voorheen gesloten deur open weet te krijgen, kom je verder in het gesprek. Je opent dan een nieuw perspectief op het onderwerp van gesprek, een perspectief waar de coachee nog niet eerder aan had gedacht. De denker heeft zich misschien nog nooit afgevraagd: wat voel ik daarbij? - En zodra ze dat begint te doen, openen zich nieuwe mogelijkheden om met een ervaren probleem om te gaan.

Maar je hoeft daar niet per se de voeldeur voor te kiezen. Je kunt een voeler ook naar zijn of haar denk- of doedeur vragen. En een doener heeft misschien nooit nagedacht over wat hij of zij nou écht wil. De gevoelsvraag is één van vier vragensoorten die je kunt stellen om het gesprek naar een dieper niveau te brengen - en dus niet de heilige graal.

Een goede vraag

Desalniettemin, de vraag van mijn medecursist was een goede, want ze probeerde de voeldeur van een denker te openen en het gesprek zo op een nieuw niveau te krijgen.

Het openen van een nieuwe deur kan ongemakkelijk zijn - de coachee begeeft zich dan op onbekend terrein en voelt zich daar niet altijd even prettig bij. Je zag dan ook dat de coachee even moest nadenken, voordat ze bekende: “Ja. Ik weet het eigenlijk niet.” (- Ze is een denker, zoveel was duidelijk.) Ze was nog niet helemaal bekomen van haar nieuwe inzicht - de vraag naar het gevoel kwam nét te snel.

(Dat is geen kritiek, trouwens. Een goed coachingsgesprek voeren is moeilijk, vergeleken daarbij is erop reflecteren een eitje. En trouwens, het feit alleen al dat ze haar coach naar een nieuw inzicht had geleid was indrukwekkend - en prachtig om te zien.)

Misschien had een bruggetje gewerkt: “Wat denk je dat je nu voelt?” Of een eenvoudig: “Wat denk je nu?” - en net op het moment dat ze zich veilig waande in de de haar vertrouwde deurpost: “En hoe voel je je daarbij?”


  1. Die uitdrukkingswijze is op zichzelf al interessant, natuurlijk. Gevoel zit in het hart, blijkbaar, en het hart heeft op een bepaalde manier voorrang op het hoofd. Maar gevoel zit ook in de buik, als je onpasselijk wordt van het idéé alleen al. En gevoel zit ook in de benen, als je nerveus aan het wiebelen bent op je stoel. Toch zou niemand zeggen: mijn doel is om de buik of de benen te laten spreken - want dat die voorrang zouden hebben op het hoofd, klinkt een stuk minder intuïtief. ↩︎

boeken · coaching · communicatie · leermoment · schoonheid